Wenduine

Van vissen en bruinvissen

Wenduine is pas omstreeks 1180 een zelfstandige parochie geworden. Het is beslist ouder, maar tot dan toe was het afhankelijk van de kerk van Uitkerke. Het belangrijkste aspect van zijn geschiedenis is de bloeiende zeevisserij. 
In 1378 bezat Wenduine een vissersvloot van 43 boten. 178 vissers waren aan deze vloot verbonden. 121 waren lid van het ambacht der oude vissers en 37 van dat der jonge vissers. Pittig detail: zij zochten vertier in 24 tavernen.

Uit de rekeningen van de koninklijke tollenaars te Scarborough blijkt dat de Wenduinse vissers in 1305 deelnamen aan de haringcampagne in de zee van de Noordover (waarschijnlijk bedoeld: de kust van Noord-Engeland). Deze "ter visvangst varende luyden" hadden niet alleen moeilijkheden met kapers en oorlog voerende schepen, maar ook met de bruinvis die toen veel voorkwam in de ondiepe wateren en een vervelende klant was voor onze Vlaamse vissers. Ze noemden de vis "Meerzwijn" (Marswin). In 1340 komt men tot het besluit dat deze vis heel wat schade berokkende aan de netten van de Wenduinse vissers. Daarom werd een afgevaardigde van de gilde naar de proost van Sint Donaas in Brugge gestuurd om daar te melden welke ellende dit dier wel berokkende. Het was duidelijk dat schade voor de vissers ook schade voor de Heer betekende. Daarop ontvingen de verzoekers van Wenduine een brief waarin zij toelating kregen om geheel het jaar door op de bruinvis te jagen "met 't harpoen zonder pardoen!". 
Wellicht waren de Wenduinse vissers daarvoor dankbaar. Wanneer te Brugge een nieuwe proost wordt aangesteld, zijn ze daar aanwezig om hem, bij aankomst aan zijn huis, een "Marswin" aan te bieden, uit dankbaarheid voor de bekomen gunst en toelating. Van de bruinvis werd o.m. olie gemaakt. De lamp van het "Torrekin" bijvoorbeeld, de vuurtoren van Wenduine, werd gevoed met bruinvistraan. Dit blijkt uit een boekhoudkundig gegeven uit 1428 waarin de volgende post voorkomt: "geleverd: een kist bruinvisolie voor de nieuwe vierbake."

Einde van de visserij

Aan deze vissershistorie heeft Wenduine zijn wapenschild overgehouden, dat nu verwekt is in het nieuwe wapenschild van de gemeente De Haan. In 1424 had de vissersgilde van Wenduine een nieuw vaandel nodig. Daarop kwam de tekst: "Met 't harpoen, zonder pardoen". Het is op zijn minst verwonderlijk te noemen dat Wenduine zo lang heeft moeten wachten tot dit prachtige schild dat zoveel over zijn rijke geschiedenis vertelt, officieel zijn wapenschild werd. Sedert 1904 immers werd het op heel wat documenten afgedrukt maar pas in 1936 werd het officieel toegekend. 
Vanaf de 16de eeuw ging de visserij in Wenduine teloor door verschillende oorzaken. Wenduine verviel tot een klein dorpje in de 18de en 19de eeuw. Later zou het weer bekend worden: nog wel als "prinses der Belgische badplaatsen".

Prinses der badsteden

Vanaf 1870 ondernamen toeristen uit Blankenberge wel eens een stevige wandeling naar Wenduine, zij het dan "per ezel". Enkele snuggere geesten hadden vlug begrepen dat een boterham met hesp of een "koekestutte" (krentenboterham) met een geurige kop koffie bij dat soort wandelaars zeer gegeerd waren. Het duurde niet lang of ze konden daarvan genieten in het "Café des étrangers" – het "Bienvenue aux étrangés" – het "Pavillon des dunes" of het "Cafe de la gare". In 1876 werd in de gemeenteraad een schuchtere poging teniet gedaan om van Wenduine een badstad te maken. Er werden een paar drogredenen gevonden: Wenduine was daarvoor niet geschikt en er waren geen deftige toegangswegen. Tien jaar later was een vernieuwd gemeentebestuur heel wat dynamischer. In 1884 komt er een weg naar Blankenberge, in 1886 verbond de stoomtram Oostende en Blankenberge, daarvoor had het bestuur zelfs de gigantische som van 57.000BEF. samengebracht. In de jaren 1878 -1880 was ook reeds het eerste herstellingsoord voor kinderen van ons land, het instituut "Born", hier gebouwd. In 1888 worden de eerste percelen bouwgrond op de dijk aan particulieren verkocht en een jaar daarvoor had men reeds gezorgd voor de in iedere badstad onontbeerlijke "badkarren", waarin baders tot in het water werden gevoerd.

Omstreeks 1895 werden dan de grote openbare werken gestart. Er kwam werkgelegenheid, de bevolking groeide aan en Wenduine was op weg om een aantrekkelijke badplaats te worden.
 

(Bron: Lepeer, E., Vin Dune an de Zee, uitgegeven door Gemeentebestuur Wenduine, 1974)